RECENTE RULING EN RECHTSPRAAK BEVORDERT OPTIMALISATIE VAN FAMILIALE VENNOOTSCHAPPEN
Recent verscheen een ruling en rechtspraak dewelke het belang van een familiale vennootschap en haar overdracht nog meer benadrukt. Hieronder een kort overzicht.
Recent verscheen een ruling en rechtspraak dewelke het belang van een familiale vennootschap en haar overdracht nog meer benadrukt. Hieronder een kort overzicht.
(i) Ruling: belastingvrije interne meerwaarde bij economische en familiale motieven
Personen zijn aandeelhouders van een werkvennootschap, waarin de vrouw het meeste werk verricht. Omwille van historische redenen is het aandeelhouderschap ongelijk: de man bezit 87% van de aandelen en de vrouw 17% van de aandelen. Men wil de aandelen op een gelijk niveau brengen (50-50), doch de vrouw heeft niet de financiële middelen om de aankoop van 33% van de aandelen van de man te financieren.
In dit geval werd aan de rulingcommissie volgende constructie voorgelegd:
– Oprichting van een holdingvennootschap (door dezelfde man en vrouw) waarbij de aandelen van de werkvennootschap in hun totaliteit worden verkocht aan de holdingvennootschap tegen werkelijke waarde.
– Probleemstelling: door dergelijke constructie creëren de aandeelhouders (verkopers) van de werkvennootschap een belangrijk fiscaal voordeel: (1) de meerwaarde op de aandelen uit de verkoop is belastingvrij, (2) de liquiditeiten van de werkvennootschap kunnen belastingvrij als dividenden aan de holdingvennootschap worden uitgekeerd (na een jaar), en (3) de holdingvennootschap dient op de ontvangen dividenden geen vennootschapsbelasting te betalen (DBI-aftrek), en (4) de holding kan de ontvangen dividenden aanwenden om de koopprijs van de door haar aangekochte aandelen belastingvrij te verkrijgen.
Het grote risico is hier de herkwalificatie naar fiscaal misbruik of de kwalificatie van de meerwaarde op aandelen als een divers inkomen (taxatie 33% + gemeentebelastingen).
In dit specifiek geval oordeelde de rulingcommissie dat er geen sprake is van fiscaal misbruik en divers inkomen en dat de voormelde voordelen door de belastingplichtigen dus konden genoten worden.
De rulingcommissie is immers van oordeel dat de volledige transactie deel uitmaakt van een reorganisatie die is ingegeven door werkelijke economische en familiale motieven. De
reorganisatie was niet (louter) fiscaal geïnspireerd en de interne verkoop was er een noodzakelijk onderdeel van, met als doel de economisch en familiaal gewenste structuur te bereiken.
Conclusie is dus dat indien er economische en/of fiscale motieven gevonden worden de interne verkoop van de aandelen van een werkvennootschap aan een holdingvennootschap door de rulingsdienst aanvaard kan worden en de belastingplichtigen op die manier een enorme fiscale besparing kunnen verwezenlijken. Het is evenwel steeds aangeraden om hiervoor een ruling aan te vragen. EQFI kan u hier in bijstaan.
(2) Rechtspraak inzake privaat vastgoed bij gunstregime familiale vennootschappen
Middels het gunstregime voor familiale vennootschappen kunnen aandelen van een familiale vennootschap vrij van schenkbelasting worden geschonken van de ouders aan de kinderen. Dit regime wint steeds meer aan belang.
Een belangrijke voorwaarde is dat vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben worden uitgesloten van de gunstregeling.
Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben als uit de balansposten van de goedgekeurde (geconsolideerde) jaarrekening van minstens een van de drie boekjaren voorafgaan aan de datum van de schenking onder levenden cumulatief blijkt:
o dat de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage gelijk of lager dan 1,50% uitmaken van de totale activa;
o de terreinen en gebouwen meer dan 50% uitmaken van het totale actief.
Die laatste voorwaarde vormt vaak een probleem. De belastingplichtige kan van de laatste voorwaarden echter het tegenbewijs leveren. Het tegenbewijs dient er dan in te bestaan dat alle onroerende goederen die aanwezig zijn in de vennootschap worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap en dat deze (direct of indirect zoals bv. verhuur) geen privaat patrimonium betreffen.
In een tussenarrest van het Hof van Beroep te Gent heeft het Hof (net zoals eerder de rechtbank van eerste aanleg in Gent) geoordeeld dat het niet is omdat er private woningen in de vennootschappen aanwezig zijn dat de aandelen per definitie van het gunstregime is uitgesloten. Het is daarbij voldoende dat er wordt aangetoond dat er op zijn minst een belangrijke economische activiteit binnen de vennootschap aanwezig is. Indien dus kan worden aangetoond dat de vennootschap een economische activiteit (bv. dienstprestaties met een belangrijke omzet) heeft naast privaat vastgoed kunnen de totaliteit van de aandelen van het gunstregime genieten, aldus het Hof van Beroep in Gent in haar tussenarrest.
Op heden stelt VLABEL evenwel dat zij het standpunt van het Hof van Beroep (nog) niet volgen. Wordt zeker vervolgd.