De uitgebreide rechten van de fiscus en de plichten van financiële beroepers i.k.v. witwassen en fiscale fraude: een kort overzicht

In een recent artikel van de Tijd liet de rulingdienst verstaan dat er thans “miljarden aan zwart geld op Belgische rekeningen” staan (https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie-algemeen/Miljarden-euro-s-zwart-geld-op-Belgische-rekeningen/10234972)

Nochtans dient geconstateerd te worden dat er reeds talrijke van (fiscale en financiële) maatregelen werden genomen om het witwassen van geld (en fiscale fraude) te voorkomen. Op basis daarvan kan worden vastgesteld dat de fiscus vergaande rechten (die zij uiteraard conform dient na te leven) heeft. Bovendien zijn er ook vergaande plichten in hoofde van financiële beroepen die de verdere doorlichting van de fiscus en het parket moeten faciliteren.

Een (niet limitatief) overzicht:

–       de inperking van het fiscaal bankgeheim in België:

o  de fiscus heeft, overeenkomstig artikel 318, lid 2 WIB 92, het recht om bij de bank inlichtingen te vragen omtrent de professionele en privé rekeningen van een belastingplichtige indien ten aanzien van die belastingplichtige het bestaan of de voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking kunnen doen vermoeden.

o  indien een belastingplichtige een bezwaar indient tegen een aanslag in zijn hoofde, kan de administratie bij de bank alle inlichtingen opvragen die nuttig zijn voor het onderzoek van het bezwaar (artikel 374, alinea 2 WIB 92).

o  voor beroepsmatige rekeningen mag de fiscus zelf alle inlichtingen aangaande deze rekeningen inwinnen (artikel 315 WIB 92).

o  indien de informatie niet binnen de gestelde termijn van artikel 316 WIB 92 (vraag om inlichtingen) door de belastingplichtige zelf wordt meegedeeld, kan de fiscus de inlichtingen rechtstreeks inwinnen bij de bank indien zij kan aantonen dat er sprake is van één of meer aanwijzingen van belastingontduiking (art. 322, §2 WIB 92).

o  de fiscus heeft het recht om inzage te nemen in een strafdossier (artikel 327, §1 WIB 92).

o  verder wordt het fiscaal bankgeheim ook ingeperkt door de geldende preventieve anti witwasregelgeving dewelke de banken verplicht om atypische transacties van hun klanten – zonder mededeling aan de klant – te melden bij de CFI. De CFI kan dit op haar beurt bezorgen aan het Parket, waarna een strafrechtelijke procedure wordt opgestart.

o  in het kader van de indirecte belastingen (registratie en erfbelasting, BTW) gaat dit nog verder en bestaat er een principiële verplichtingen voor de banken om aan de fiscus informatie te verstrekken dewelke nuttig zijn voor het vaststellen van de belasting.

o  de uitgebreide aanslag en onderzoekstermijnen i.g.v. fraude en bij buitenlandse rekeningen.

§ Bv.: Indien uit het buitenland verkregen inlichtingen uitwijzen dat belastbare inkomsten in België niet werden aangegeven in de loop van een van de vijf jaren vόόr het jaar waarin de administratie kennis krijgt van die inlichtingen en zonder dat er sprake is van fraude, beschikt de fiscus over een bijzondere aanslagtermijn van 24 maanden (358, 2°, a) WIB 92).

§ Bv.: Op basis van de buitengewone aanslagtermijn beschikt de fiscus – indien daartoe voldoende aanwijzingen bestaan en de belastingplichtige daaromtrent voorafgaandelijk is geïnformeerd – over een termijn van zeven jaar om een aanslag te vestigen indien er sprake is een frauduleuze intentie of het oogmerk om te schaden in hoofde van de belastingplichtige (art. 354 WIB 92). De verlenging van de aanslagtermijn in geval van fraude gaat gepaard met eenzelfde verlenging van de onderzoekstermijn (artikel 333 WIB 92) van de fiscus.

–       de aangifte van de buitenlandse rekeningen, levensverzekeringsovereenkomsten en juridische constructies (artikel 307, §1, alinea 2). Op basis van artikel 315, lid 2 WIB 92 heeft de fiscus het recht om alle informatie (rekeninguittreksels) met betrekking tot deze rekeningen op te vragen. De uittreksels moeten gedurende zeven jaar worden bewaard (artikel 315, lid 3 WIB 92).

–       Recent nog het UBO-register, waarbij de uiteindelijk begunstigden van een vennootschap, stichting, vzw, trust en fiducie dienen te worden gemeld.

–       Gegevensuitwisselingen met andere landen op basis van FATCA en CRS rapportages. Zo kan bv. op basis van FATCA rapportages de Belgische fiscus op de hoogte gebracht worden van het feit dat een Belg roerende inkomsten in de Verenigde Staten heeft genoten en dat daarop geen Belgische roerende voorheffing werd ingehouden.

–       Dwingende preventieve (risico gebaseerde) anti-witwasmaatregelen voor onderworpen entiteiten als financiële instellingen, accountants, vastgoedmakelaars, notarissen, advocaten,.. die allen een rechtstreekse meldingsplicht hebben inzake atypische / verdachte transacties én de nodige (vergaande) interne maatregelen dienen te nemen om het risico op witwassen te voorkomen.

Recent ook nog de DAC6 richtlijn waarin een meldplicht wordt opgelegd voor de (financiële, adviserende) tussenpersoon voor bepaalde grensoverschrijdende constructies.

Tot slot: het is niet omdat voormelde fiscale aanslagtermijnen zijn verstreken dat er geen strafrechtelijke vervolging (bv. een verjaring voor witwasmisdrijven is bijna onbestaande) meer kan volgen. Tevens is er ook een wisselwerking tussen fiscus en parket. Indien de fiscus bijvoorbeeld kennis neemt van ‘ernstige fiscale fraude’ is zij verplicht dit aan het licht te brengen bij het parket (art. 29, 3° Sv.).

Bovenstaande benadrukt het belang van een fiscale regularisatie. Met een fiscale regularisatie kan de belastingplichtige fiscale én strafrechtelijke immuniteit verkrijgen.